dinsdag 24 augustus 2010

Alledeske: zeemeermin voor de oevers van Cadzand

Mijn creator bouwt behalve een mosselgod ook aan een Alledeske. Dat wil zeggen, het stadium is prematuur, maar het ontwerp is er.
Voor een goed begrip van mijn publiek: Alledeske is een mythisch figuur, een zeemeermin, die ooit op Wulpen, het verdronken eiland voor Cadzand, een rol speelde. Peter Lijser is bezig met een boek over Wulpen.

Dit verhaal, overgeleverd via orale vertellingen in Zeeuws-Vlaanderen, werd opgeschreven door Marcel van de Velde en daarnaast nog verteld door diverse mensen uit de streek. Ik heb geprobeerd de Alledeske-tekst zoals opgeschreven door Van de Velde te vertalen (vrije vertaling) naar hedendaags Nederlands.

Dit voor een beter begrip van de mythe over Alledeske!
Enneh... waar zou die klomp goud zijn??

Komtie:

Alledeske

Lang voor het jaar duizend leefde op een zandplaat voor het Zwin de zeemeermin Alledeske. Het was in de tijd dat het eiland Wulpen nog bestond. In die tijd werd het volk beschermd door een waarzegster: Bryggja. Bryggja was erg belangrijk. De vrouwen in en rond Cadzand zagen enorm tegen haar op. Het was dan ook Bryggja die als enige contact had met Alledeske. Bryggja vertelde vervolgens verhalen over de zeemeermin aan de mensen.

Het begon allemaal met een mooie liefde tussen Ode en Frya. Ode woonde in de Noordzee en Frya in De Honte. Op een dag trouwden ze. De bruiloft was op het Sinc (zandplaat???), en Bryggja was priesteres. Toen Alledeske werd geboren was er feest van Schotland tot Friesland en van Vlaanderen tot Ierland. Ode had wilde plannen met Alledeske. Zij zou zegen breng, geluk en voorspoed. Alle zieneressen voorspelden gouden tijden voor het Zwin. Het Zwin zou een volmaakte Stroom zijn.

Terwijl het feest om Alledeskes geboorte nog in volle gang was, zwom in hoog tempo een zwartharige reus van zuidelijke oceanen naar de Noordzee. De reus heette Dolder. Scheeplui zeiden dat Dolder de schepen liet verongelukken. Dolder trok al eeuwen als een schaduw door de diepzee. Als hij onder de schepen door zwom, werd het koud op de boten, al was het zomer en stralend weer. De zeelui zeiden dan: ‘Er loopt iemand over mijn graf.’ Want de naam ‘Dolder’ uitspreken durfde niemand. Gelukkig liet hij zich niet vaak zien in de noordelijke wateren.


Alledeske groeide op tot een aantrekkelijke jonge zeemeermin. Ze was een schoonheid. Ze had een dikbeschubde staart, goudblond haar en zeegroene ogen. Ze kon geweldig goed zwemmen. Als ze door het water bewoog, meestal in de buurt van het Zwin, dansten haar borsten en billen. Zeelui zagen haar dikwijls met mooi weer. Ze lag dan met haar volmaakte vormen in de zon op een kleine zandbank te slapen. Er was geen zeeman die dan niet naar haar loerde. Als ze wakker werd, zong ze. Haar stem was prachtig, haar toon zoet en verleidelijk.
Alledeske riep een enorm verlangen op bij de mannen. Maar iedereen die Alledeske wilde naderen werd teleurgesteld. Ze schoot bij de geringste toenadering meteen in het water. Alledeske was kuis en onbenaderbaar.

De enige die haar van dichtbij zag was Bryggja. Die hield een oogje op de jonge zeemeermin. Want Alledeske groeide op zonder Ode en Frya. Daarom moest zij gehoorzamen aan de wijze beschermgeest Bryggja. Als Bryggja bij Alledeske was op Wulpen, dan zwom Alledeske soms zingend om het eiland heen en bekoorde intussen met haar stem het zeevolk. Er waren jonge mannen die geen genoeg konden krijgen van Alledeskes stem. Zij wilden dan almaar in de buurt varen. Ze zeiden dat hun hart werd verwarmd door de klanken en dat ze langzaam dronken werden van geluk.

Toen Alledeske volwassen was, werd zij geroepen door Ode. Ze ging op reis en werd ontvangen in het Paleis van Poseidon. Daar kreeg ze een grote klomp goud. Ode zei: breng het goud naar de plek waar de aarde gescheurd is. Alledeske veronderstelde dat hij de Noordzee bedoelde. Dus klemde ze de klomp goud aan haar boezem en zwom ze terug naar haar geboortegrond. De goudklomp verborg Alledeske in een diepe kuil voor de kust van het Zwin.

Toen begon het.
Alles wat sedertdien OVER de klomp voer, leverde winst op. Maar de schepen die net VOORBIJ voeren, kregen pech en tegenslag. En de schepen die ver voorbij de klomp voeren, kregen nog meer pech. Ze leden schipbreuk. Of ze kregen bezoek van Dolder. Zeelui durfden de naam Dolder niet uit te spreken en zeiden dan: de ‘koude nacht’ kwam aan boord. Gelukkig kwam hadden veel meer schepen geluk dan pech. Het leek wel alsof de kapiteins wisten hoe ze moesten varen om OVER de klomp te varen…
Alledeske zong elke keer als het schip goed voer. Alledeske bracht zegen. Voorspoed volgde op voorspoed.

Na het jaar duizend heeft Alledeske de goudklomp verplaatst. Ze gunde de zegen van het goud aan nóg meer schepen. En het lukte. Nog meer schepen ondervonden voorspoed. En de reus Dolder? Die kwam eens in de honderd jaar langs op rooftocht. Dolder was natuurlijk reuze geïnteresseerd in de goudklomp. Maar het lukte hem niet de vindplaats te vinden en hem te roven. Want: Bryggja beschermde de gewesten.

Alledeske bleef maar zingen en juichen. De mannen adoreerden haar. Het goud bracht aldoor meer geluk. Het Swin werd breder en breder en in het land ontstonden rijke havens en bloeiende handel. Het leek alsof het leven van de mensen betoverd werd. Nee, het leek alsof het leven zelf verguld werd.
De jaren verstreken. Na verloop van tijd wist niemand meer aan wie of wat men al die rijkdom te danken had. Niemand wist meer van Bryggja en Alledeske. De verhalen over hen werden afgedaan als bijgeloof, tovenarij en bijgeloof.

Maar toen keerde het tij. Alledekske was oud, en zong niet meer. De eilanden vergingen bij de Honte en het Zwin. Dolder kwam telkens vaker langs. Dolder bracht twist en tweedracht onder het volk.

Op een dag kwam er een reuzenvis uit het Noorden langs. Dolder vocht met hem. De vis sloeg daarbij zo hard met zijn staart dat hij een hele berg zand richting Zwin sloeg en het zeelandschap enorm verstoorde. En dat was niet het enige. Wat erger was: de goudklomp van Alledeske raakte overdekt met zand.

Alledeske voelde zich machteloos en huilde tranen met tuiten.
De gevolgen waren dan ook niet gering. Sluis, Damme en Brugge maakten ruzie. Er kwamen wetten en regels. En de zeelui zeiden: ’t Vrije wordt Onvrij. De reus Dolder reed rond als een zwarte god op de rug van een vreemde rijdier. Het zand wervelde daarbij zo hard op dat de wateren verzandden, en het Zwin smaller werd. De havens verdwenen. Het volk had nieuwe idolen en geloofden in andere verhalen. Alleen de oude vrouwen van Kadzand droomden nog van Bryggja.
Alledeske stierf.
Een inwoonster van Kadzand maakte een Alledeske van was. Het beeld werd jaren later gevonden.

Maar … waar is nu die klomp goud? Is Dolder ermee vertrokken? Nee. Dolder stierf na alle rampspoed en vond nooit enig goud. Ergens, in of voor het Zwin moet die goudklomp liggen… Is hij bedekt met zand, slikken, of schorren? Ligt hij in het Zwin, voor de kust van Cadzand, in België of in Nederland? Vlakbij St. Anna ter Muiden, Knokke, Cadzand of ter hoogte van Retranchement? Onder water of onder de schorren?

1 opmerking:

  1. Mijn man, de Zeekater, komt vroeger thuis met de belofte om even te gaan uitwaaien in Cadzand... hij heeft het voor betoverende vrouwen en al zeker als ze hun borsten laten zien, zoals zeemeerminnen en zwingodinnen...

    BeantwoordenVerwijderen